Over deze cursus
In hoeverre houden we rekening met de context van een patiënt in de GGz, en in het bijzonder met factoren als gender, leeftijd, cultuur, sociaal economische status, levensbeschouwing, en seksuele oriëntatie (LGBTQ+)? We willen evidence basedbehandelen maar hebben de studies waarop we onze interventies baseren wel geldigheid in de huidige diverse samenleving? Zijn psychosomatische en psychosociale stoornissen universele verschijnselen waarvan hooguit de uiterlijke kenmerken kunnen verschillen, of moeten ze beschouwd worden als 'culturele constructies'? Wordt voldoende rekening gehouden met verschillen in hulpzoekgedrag en in opvattingen die mensen over (geestelijke) gezondheid hebben? Zijn bijvoorbeeld pedagogische adviezen die in het westen zijn geformuleerd ook toepasbaar op vluchtelingenkinderen? En in hoeverre zijn neuropsychologische instrumenten toepasbaar bij divers geschoolde populaties? Sluiten bejegening, diagnostiek en behandeling voldoende aan bij iemand met een licht verstandelijke beperking?
In onze huidige samenleving hebben deze vragen ingrijpende theoretische en praktische consequenties voor hulpverleners en beleidsmakers binnen de geestelijke gezondheidszorg. In de cursus beschouwen we de verschillende fasen van het beloop van psychische klachten vanuit een ontwikkelingspsychologisch, neuropsychologisch en klinisch perspectief: het ontstaan van problemen, de presentatie van klachten, het omgaan met de klachten (coping, hulpzoekgedrag), de verwijzing naar de GGz, de diagnosestelling, de aard van interventies, de rol van het systeem, de behandelcompetenties van de therapeut en de effectiviteit van de behandeling.
-
Allereerst komt de rol van diversiteitsaspecten in de ontwikkeling en instandhouding van stressoren aan de orde. Tevens wordt gekeken naar diverse (context- en cultuurgebonden) opvattingen over psychische ziekteverschijnselen en symptomen bij jongeren en volwassenen.
-
Daarna wordt de wijze van coping en hulpzoeken behandeld.
-
De diagnose van de problemen en classificatie van stoornissen is de volgende kwestie. Bijvoorbeeld, in hoeverre verschillen psychische stoornissen en ziektebeelden tussen culturen? En zijn de reguliere klinische en neuropsychologische instrumentaria en diagnoses wel valide voor de vaststelling van problemen bij patiënten met een diversiteit aan achtergronden en taalniveau?.
-
Vervolgens wordt gekeken naar de behandeling van psychische problemen bij jongeren en volwassenen. In hoeverre spelen factoren als gender, leeftijd, cultuur, sociaal economische status, levensbeschouwing en seksuele oriëntatie een rol in de relatie tussen patiënt en hulpverlener? Aan welke voorwaarden moet adequate cultuursensitieve psychotherapie voldoen? Zijn er specifieke competenties waarover een therapeut moet beschikken? En hoe staat het met de behandelsatisfactie en de effectiviteit van interventies?
-
Tenslotte wordt ingegaan op actuele beleidsvraagstukken met betrekking tot ‘Diversiteit in de GGz’: moet het reguliere zorgaanbod worden veranderd, en zo ja, hoe dan?
Deze inhoud wordt verdiept en verbreed in verschillende thema’s binnen de werkgroepopdracht: psychotrauma bij vluchtelingen (of hun kinderen) en asielzoekers, seksualiteit, religie, interculturele communicatie en bejegening, LVB binnen de GGZ, neuropsychologische instrumenten en validiteit, jongeren in minderheidsgroepen, stressoren bij LGBTQ+ community. Studenten mogen deze onderwerpen ook aanvullen met een thema naar eigen keuze, mits gericht op diversiteit en de GGz.
Leerresultaten
Leerdoelen
De doelstelling van de cursus is tweeledig.
- Student dient na afronding van de cursus inzicht te hebben in: diversiteitsgerelateerde opvattingen over psychische ziekte en gezondheid; risicofactoren en stressoren die samenhangen met diversiteitsaspecten (direct of indirect); en het belang van diversiteitsfactoren bij het diagnosticeren en behandelen van psychosociale problemen en psychische stoornissen.
- Student heeft na afronding van de cursus diverse academische vaardigheden ontwikkeld, zoals interdisciplinair denken, kritisch analyseren, beargumenteren en reflecteren.
Relatie tussen toetsen en leerdoelen
De toetsvormen en inhoud van de toetsen dragen bij aan het realiseren van de genoemde leerdoelen. Er wordt kennis en inzicht verworven tijdens het bestuderen van de literatuur (en getoetst tijdens een tentamen met open vragen). Deze kennis wordt ingezet en concreet toegepast in opdrachten (discussies, rollenspellen) tijdens de werkgroepen; op deze wijze wordt niet alleen kennis vanuit theorie opgedaan maar meteen praktisch ingezet in praktijksituaties. De toepassing van deze kennis komt ook terug in de werkgroepopdracht die een gedegen theoretische en empirische onderbouwing dient te kennen gebaseerd op minimaal 5 recente wetenschappelijke artikelen die een substantiële meerwaarde vormen op de colleges en literatuur. Door middel van zelf actief informatie zoeken (ook op via sites van GGz organisatie bijvoorbeeld) wordt de theoretische reflectie over het thema geïllustreerd met de klinische hulpverleningspraktijk. Bovendien stimuleert het werken in subgroepen onderlinge uitwisseling van inzichten en mogelijkheid tot kritische reflectie. Deze vaardigheden ondersteunen de academische vorming van de student.
Voorkennis
Je moet voldoen aan de volgende eisen
Bronnen
- Yet to be specified Zie literatuur (artikelen en/of boekhoofdstukken) zoals beschreven in de studiehandleiding.
Aanvullende informatie
- Meer infoCursuspagina op de website van Utrecht University
- Neem contact op met een coordinator
- StudiepuntenECTS 7.5
- Niveaubachelor
- Selectie courseNee
Aanbod
Startdatum
11 november 2024
- Einddatum31 januari 2025
- Periode *Blok 2
- LocatieUtrecht
- VoertaalNederlands
Course loopt nu