Over deze minor
Een goede start van het leven, met name in de eerste 1000 dagen is het resultaat van intrinsieke biologische factoren, de peri-conceptionele gezondheid, de socio-economische situatie en de plek waar je geboren wordt in de wereld. Health inequalities zijn er in diverse gedaanten: verbeteringen van deze ongelijkheden gaan stapsgewijs.
Door wetenschappelijk onderzoek wordt er meer en meer inzicht verworven welke determinanten bepalend en beïnvloedbaar zijn. Denk aan het toepassen van nieuwe technieken, zoals embryoscopie, driedimensionale foetale echoscopie en virtual reality. Het is heden mogelijk om het embryo te visualiseren en meer inzicht te krijgen in de vroege ontwikkeling. Daarnaast wordt innovatief onderzoek verricht naar de placentafysiologie, placentamodellen (organoïden) en maternale en neonatale pathofysiologie (cardiale ziekten, big data analyse). Deze nieuwe inzichten dragen bij aan de ontwikkeling interventies die de start van het leven en de moederlijke gezondheid geleidelijk kunnen verbeteren.
In de pre-conceptionele en vroeg embryonale periode liggen veel mogelijkheden voor optimalisatie. Belangrijk is de optimalisatie van de moederlijke conditie bij chronische ziekten en het verbeteren van de leefstijl van de moeder én vader in de peri-conceptionele periode en tijdens de zwangerschap. Pre-conceptionele identificatie van (dragerschap op) erfelijke aandoeningen bij moeder en vader kan leiden tot embryonale genetische vroegdiagnostiek (Pre-implantatie Genetische Diagnostiek, PGD) en foetale genetische en echoscopische diagnostiek in de zwangerschap (prenatale screening (PNS) en prenatale diagnostiek (PND)). Dit biedt kansen ter voorkoming van geboorte van een kind met een ernstig handicap, maar ook voor de optimalisatie van de (vroeg) neonatale zorg voor neonaten met een aangeboren afwijking. Dit brengt ethische dilemma’s met zich mee, die belicht worden vanuit de principes van prenatale screening en de ethiek van neonatale zorg.
Naast de biologische determinanten zijn socio-economische en mental health determinanten van groot belang voor zowel de foetale als de neonatale ontwikkeling. Gezondheids(zorg)verschillen zijn aanzienlijk tussen verschillende bevolkingsgroepen, vaak voortkomend uit verschillen in inkomsten, culturele achtergrond en toegankelijkheid tot de zorg. In deze minor wordt veel aandacht besteed aan de invloed van deze verschillen, veelal vanuit een global health perspectief. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de invloed van mental health. In workshops en lectures wordt vanuit verschillende invalshoeken inzicht gegeven hoe dergelijke verschillen verkleind kunnen worden.
Als laatste wordt aandacht besteed aan value-based health care binnen de geboortezorg: is de zorg die wij bieden wel passend bij de verwachtingen van de consument en hoe kunnen we de zorg optimaliseren dat perspectief?
In deze minor maak je zowel in theorie als praktijk kennis met deze thema’s. Er wordt gebruik gemaakt van diverse onderwijsvormen (waaronder hoorcolleges, workshops, laparoscopie trainingen en Virtual Reality sessies). Alle studenten lopen mee op de afdelingen voortplantingsgeneeskunde, prenatale geneeskunde, klinische genetica, prenatale geneeskunde en verloskunde. Daarnaast zijn er mogelijkheden om te participeren in (multidisciplinaire) besprekingen binnen en buiten het ziekenhuis.
Leerresultaten
In deze minor verwerft de student:
- kennis over de invloed, preventie en behandeling van peri-conceptionele ziekten, gezondheid en leefstijl ter verbetering van de fertiliteit en de embryonale, maternale en neonatale gezondheid.
- inzicht in biologische processen die het verband verklaren tussen embryonale gezondheid en de gezondheid van huidige en toekomstige generaties.
- inzicht in de invloed van socio-economische en mental health determinanten op embryonale gezondheid en de gezondheid van huidige en toekomstige generaties.
- Inzicht in (pre-)conceptionele identificatie van genetische aandoeningen, ten behoeve van PGD en embryonale (vroeg)diagnostiek (PNS, PND).
- Inzicht geven in de dilemma’s rondom de behandeling van (extreem) vroeg geborenen
- inzicht in de invloed van socio-economische en mental health determinanten op de gezondheid van huidige en toekomstige generaties.
- Inzicht in global health inequalities, gelet op maternal health, geboorte- en neonatale zorg.
- Inzicht in de mogelijkheden van interventies en preventieve maatregelen die de maternale, foetale en neonatale gezondheid op korte en lange termijn positief beïnvloeden.
- Inzicht in innovatief wetenschappelijk onderzoek (embryologie, placentafysiologie, big data etc) die inzicht geven in fysiologie van de maternale, foetale en neonatale gezondheid en mogelijkheden gaan creëren voor nieuwe therapieën.
- Inzicht in het principe van value-based health care binnen de geboortezorg
Goed om te weten
- Deze verdiepende minor is alleen toegankelijk voor derdejaars bachelorstudenten Geneeskunde.
- Inhoudelijk sluit de leerstof aan op de kennis van jaar 1 en 2 van de studie Geneeskunde.
- De minor vertoont geen overlap met het thema 3A.
Onderwijsmethode en toetsing
Onderwijswerkvormen
- Hoorcolleges: plenair, door inhoudsdeskundigen van de samenwerkende afdelingen en vooraanstaande gastdocenten
- Klinische oriëntatie: bijwonen klinische besprekingen en visites op de betreffende afdelingen
- Praktische vaardigheden: hands-on onderwijs (virtual-reality, embryoscopie, echoscopie, laparoscopie), workshops (o.a. cultureel sensitieve communicatie en vrouwenbesnijdenis)
- Bezoeken van afdelingen en zorginstanties binnen en buiten het ErasmusMC
(verloskunde, prenatale geneeskunde, IC neonatologie, GGD, Jeugdzorg ) - Scriptie en presentatie: hierbij wordt een actueel onderwerp uitgediept aan de hand van recente literatuur en beschreven in de vorm van een kort artikel. Studenten werken hierbij in koppels en worden begeleid door een staflid uit een der deelnemende specialismen. De scripties worden plenair gepresenteerd in week 10.
- De onderwijsbelasting per week is ongeveer: zes dagdelen colleges, één dagdeel kliniek/begeleiding scriptie, twee dagdelen zelfstudie. Overige dagdelen: invulling door zelfstudieopdrachten, klinische stages, etc.
Onderwijsmateriaal
De ingeschreven studenten ontvangen bij aanvang van de minor een reader waarin de onderwijsstof is gespecificeerd.
Tentaminering
De minor kent drie toetsonderdelen:
- Scriptie.
- Scriptie presentatie op eindsymposium
- Tentamen
In week 10 worden plenair de referaten gehouden op het eindsymposium. Tevens worden de scripties beoordeeld. Eveneens in week 10 wordt een digitaal tentamen afgenomen over de gehele stof, in de vorm van MC en open vragen.
Samenstelling eindcijfer
De drie verschillende toetsonderdelen dragen als volgt bij aan de eindbeoordeling:
scriptie 40%, presentatie 10%, tentamen 50% van het eindcijfer.
Daarnaast dienen de afzonderlijke toetsingsonderdelen met een voldoende (5,5 of meer) te worden afgesloten.
Er geldt een aanwezigheidsverplichting voor alle onderwijswerkvormen die tijdens de minor worden aangeboden
Bronnen
Aanvullende informatie
- Meer infoMinorpagina op de website van Erasmus University Rotterdam
- Neem contact op met een coordinator
- StudiepuntenECTS 15
- Niveaubachelor
- Selectie minorNee