About this course
Inleiding
Het onderscheid tussen de verschillende rechtsgebieden – privaatrecht (verbintenissenrecht en goederenrecht) en publiekrecht (staats- en bestuursrecht, strafrecht en het internationaal en Europees recht) wordt in Perspectieven op recht losgelaten. Het centrale thema van het vak is rechtspleging. Rechtspleging is een belangrijk thema in zowel het privaatrecht als het publiekrecht. Immers, in elk van de hierboven genoemde rechtsgebieden nemen rechterlijke instanties belangrijke, en in sommige gevallen invloedrijke, beslissingen. In Perspectieven op recht kijken we echter niet door de ogen van de rechter die een casus moet oplossen, zoals bij de positiefrechtelijke vakken, maar in plaats daarvan naar de rechter zélf. In deze cursus reflecteren we op wat rechtspleging inhoudt vanuit een theoretisch en empirisch perspectief. We behandelen onder meer rechtsvindingtheorieën om inzicht te krijgen in rechterlijke oordeelsvorming. Daarnaast schenken we aandacht aan empirisch juridisch onderzoek en het belang om de ‘juiste’ methode bij de beantwoording van onderzoeksvragen te stellen en zetten wij u aan tot het ontwikkelen van een kritische houding ten aanzien van het geldende recht, in het bijzonder de hedendaagse rechtspleging.
Thema I. Rechtsvinding: rechterlijke oordeelsvorming
In het eerste deel van de cursus bestuderen we rechterlijke oordeelsvorming vanuit een theoretisch perspectief. We zullen ingaan op verschillende rechtsvindingtheorieën die inzicht geven in de oordeelsvorming door de rechter. Elk van deze theorieën gaat in op de vraag in hoeverre de rechter in een concreet geval in staat is om zijn oordeel te baseren op het recht. Is de rechter volledig gebonden aan het recht of heeft hij een keuze te maken over welke beslissing juist is? De rechtsvindingtheorieën die we in dit deel van de cursus behandelen, gaan ook in op de vraag hoe de rechter tot een juridisch oordeel zou moeten komen en welke overwegingen hierbij een rol mogen spelen. Moeten rechters bijvoorbeeld rekening houden met beleidsoverwegingen of morele beginselen? En moet de rechter zijn geweten laten spreken in zijn oordeelsvorming? We zullen in het bijzonder aandacht geven aan deze problematiek in zaken waarin juristen het onderling oneens zijn over welke juridische beslissing de juiste is, zogenoemde 'hard cases'.
Thema II. Recht van onderop: de alledaagsheid van rechtspraak
In het tweede deel veranderen we van perspectief en kijken we met een empirische blik naar de hedendaagse Nederlandse rechtspraktijk. We verlaten de theorie en de uitzonderlijke 'hard cases' en stappen in de wereld van de bulk van de ‘alledaagse’ zaken waar een rechter uitspraak over moet doen. We zullen zien dat in rechtszaken vaak feitelijke – empirische – kwesties aan de orde komen. We zullen ontdekken dat de daarbij relevante empirische informatie lang niet altijd voorhanden is. We richten ons vervolgens op de veranderende rol van de rechter, een rol die zich niet louter richt op de beslechting van juridische geschillen, maar die ook maatschappelijk effectief probeert te zijn. Tenslotte zullen we zien dat er op die uitdijende rol van de rechter best wel wat kritiek komt. Met name bij het ‘probleemoplossend vermogen’ van de rechter worden fundamentele vragen gesteld. En dit, terwijl de dagelijkse praktijk met tal van bottom-up initiatieven toch vooruit lijkt te lopen op de beantwoording van die vragen. Kortom, recht van onderop.
Learning outcomes
1. Kennis, begrip en inzicht
Na afloop van de cursus:
-
heeft de student kennis van en inzicht in het onderscheid tussen empirische, conceptuele, rechtsinterpretatieve en normatieve perspectieven op het recht.;
-
heeft de student kennis van en inzicht in de casusgerichtheid van juristen en het fenomeen van verhullend argumenteren;
-
heeft de student kennis van en inzicht in de rechtsvindingstheorieën van het rechtsrealisme, Hart, Dworkin en Scholten;
-
heeft de student kennis van en inzicht in het rechtsbegrip dat ten grondslag ligt aan de rechtsvindingstheorieën van het rechtsrealisme, Hart, Dworkin en Scholten;
-
heeft de student kennis van en inzicht in de (veranderende) rol van de Nederlandse rechter;
-
heeft de student kennis van en inzicht in het hedendaagse debat over de (on)mogelijkheid van de rechter als probleemoplosser;
-
heeft de student kennis van inzicht in de empirische bestudering van het recht.
2. Contextuele inbedding
Na afloop van de cursus:
-
kan de student een beargumenteerd standpunt innemen over de taak van de rechter op basis van de rechtsvindingstheorieën van het rechtsrealisme, Hart, Dworkin en Scholten;
-
kan de student een kritische houding aannemen ten aanzien van de (veranderende) rol van de rechter, waarbij de student zowel van empirische als normatieve argumenten gebruik maakt;
-
kan de student dit standpunt illustreren aan de hand van een concrete casus.
3. Algemene academische en juridische vaardigheden (niveau 2)
Na afloop van de cursus:
- kan de student op methodisch verantwoorde wijze relevante gezaghebbende bronnen (jurisprudentie; wetenschappelijke literatuur) selecteren voor het paper; beoordeelt kritisch de diepgang, volledigheid en perspectief van de bronnen en verwerkt informatie in een toegankelijk betoog;
- kan de student op een heldere wijze een betoog onderbouwen op basis van verschillende argumenten die in onderlinge samenhang gepresenteerd worden.
- kan de student verbanden leggen tussen de onderwerpen van de cursus, en tussen de thematiek van de cursus en positiefrechtelijke vakken;
- kan een student op een begrijpelijke wijze peer feedback geven op de papers van medestudenten.
Enrolment details
You will be enrolled for this course by administration of the programme of this course.
Prior knowledge
Er bestaat voldoende voorkennis van de cursussen op niveau 1 van de opleiding.
Resources
- Literature Literatuur wordt beschikbaar gesteld via Blackboard.
Additional information
- More infoCoursepage on website of Utrecht University
- Contact a coordinator
- CreditsECTS 7.5
- Levelbachelor